Spring naar inhoud


Betalen voor gastvrijheid

Beste Beatrijs,

Onlangs werd ik uitgenodigd voor een verjaarsfeestje van een vriendin. In de uitnodiging stond dat het mogelijk was om te blijven eten. Ik moest van ver komen en ook weer terug, dus dat leek me handig. Ik verwachtte een pan soep of zoiets, maar op het feestje bleek dat er patat werd gehaald en dat de gasten geacht werden daar zelf voor te betalen. Kun je protesteren in zo’n situatie? Ik heb wijselijk mijn mond gehouden. Bij thuiskomst wachtte er een e-mail van de gastvrouw met een bedrag en een rekeningnummer.

Wat nu te doen? Ik heb er feitelijk mee ingestemd en het bedrag is bepaald futiel, dus betalen is verreweg het makkelijkst. Maar eigenlijk vind ik het belachelijk. Ik bedacht dat ik de bal makkelijk terug kan kaatsen door de maaltijd die ik op mijn eigen verjaardag gekookt heb bij haar in rekening te brengen. Is dit een slecht idee?

Patat was niet gratis

Beste Patat was niet gratis,

Feestjesgevers horen hun gasten geen rekening te presenteren voor de genoten gastvrijheid. Of het bedrag groot of klein is doet niet ter zake. Er hoort eenvoudig niet achteraf om geld gevraagd te worden voor de verstrekte consumpties.

Ik raad u aan om het mailtje gevoeglijk te negeren. Maak geen geld over en stuur geen mailtje met de mededeling dat u niet gaat betalen. Sla ook niet terug door haar met terugwerkende kracht de maaltijd van uw eigen verjaardag in rekening te brengen. Dan zou u zich schuldig maken aan hetzelfde gedrag dat u de gastvrouw kwalijk neemt. Doe niets en wacht rustig af. Waarschijnlijk zal de gastvrouw ervoor terugdeinzen om een aanmaning te sturen. Ook lijkt de kans niet groot dat ze zal opbellen met de vraag waar het geld blijft. Mocht ze toch een tweede incassopoging wagen, dan maakt u het bedrag over onder vermelding ‘schuld verjaardagsfeestje’.

Artikelen in Verjaardag.

Gelabeld met , .


René Kahn

René Kahn: De appel en de boom. Waarom ben je wie je bent? Is dat aanleg of opvoeding? Uitgever Balans. 255 p. € 18,95.

René Kahn staat bekend als biologisch georiënteerd psychiater en tevens optimist. Bij zijn oratie in 1995 trok hij de aandacht met de voorspelling dat binnen tien, twintig jaar de oorsprong van diverse psychiatrische aandoeningen op hersenniveau ontdekt zou worden en dat remedies daarmee binnen handbereik zouden komen. Kahn geloofde heilig in de toekomst van psychofarmaca en betoonde zich in het debat over genen versus omgeving een uitgesproken nature-aanhanger. We zijn nu vijftien jaar verder en inderdaad staat psychiatrische hulp inmiddels bijna uitsluitend in het teken van medicijnen verstrekken (praten is te duur), maar alle MRI-scans en DNA-uiteenrafeling ten spijt is er in het vaststellen van de oorzaken van geestesziektes (het vinden van een fysiek substraat voor depressie, schizofrenie en andere vormen van psychopathologie) nog maar weinig voortgang geboekt. Er zijn heel veel genen geïdentificeerd die samenhangen met diverse kwetsbaarheden, maar dit zijn geen sterke, eenduidige verbanden.

‘Het ligt ingewikkelder dan ik dacht,’ heeft Kahn wel eens erkend en in zijn laatste boek De appel en de boom heeft hij zijn tamelijk onverzoenlijke nature-standpunt bijgesteld tot de gematigder stelling dat aanleg en omgeving even belangrijk zijn, omdat deze factoren voortdurend met elkaar in wisselwerking staan. Iemands genetische aanleg is slechts een predispositie, die afhankelijk van omgevingsinvloeden zich ontwikkelt en tot wasdom komt of juist niet. ‘Genen geven kansen en risico’s. Maar zonder de omgeving zijn ze niets.’

Sommige mensen zijn bijvoorbeeld behept met een niet-actief MAO-gen (een conditie die geassocieerd wordt met agressie en criminaliteit). Onderzoek liet zien dat deze genetische constitutie op zichzelf niet voorbestemde tot antisociaal gedrag, alleen wanneer daar mishandeling in de jeugd bovenop was gekomen. Mensen met een actief MAO-gen die ook in hun jeugd waren mishandeld gingen zich daarentegen niet (of veel minder) te buiten aan crimineel en anti-sociaal gedrag. Blijkbaar vormde het actieve MAO-gen een bescherming tegen een rottige jeugd. Je kunt natuurlijk ook concluderen dat een slechte jeugd met verwaarlozing en mishandeling altijd slecht is, onafhankelijk van de gesteldheid van iemands MAO-genen, maar goed, dat is altijd een beetje het probleem met genetisch onderzoek. Het is, net als met het weer, leuk om te weten, maar iets aan die genen veranderen (ze aan- of uitzetten) lukt niet.

De genetische stand van zaken qua schizofrenie is in zoverre ietsje opgehelderd dat er nu een duidelijk verband is aangetoond tussen blowen als tiener en het krijgen van psychoses, althans voor zo ver het AKT1-gen verminderd functioneert (naar schatting bij drie procent van de gebruikers). Deze specifieke genetische variant, gecombineerd met het gebruik van cannabis, verhoogt het risico op schizofrenie die anders wellicht was uitgebleven. Nuttig onderzoek, maar er zijn natuurlijk wel meer redenen om niet aan de stickies te gaan dan alleen de drie procent kans op een psychose. En over de oorzaak, laat staan het verhelpen van schizofrenie als zodanig tast men nog steeds in het duister.

Het is makkelijker om in te grijpen in de omgeving dan in iemands genetische opmaak. Intelligentie bijvoorbeeld is voor een groot deel erfelijk bepaald. Op grond van tweelingstudies wordt de genetische invloed geschat op 75 procent. Maar die invloed is afhankelijk van de leeftijd van de onderzochten en van de kwaliteit van hun omgeving. Hoe ouder mensen zijn en hoe beter de omstandigheden, hoe sterker hun intelligentie door genetische factoren wordt bepaald. Alleen in het juiste klimaat komen de genen tot expressie. Zijn de omstandigheden slecht, dan is de omgeving meer van invloed dan de aanleg. Het Flynn-effect ( het merkwaardige gegeven dat een populatie over een periode van dertig jaar zo’n tien tot vijftien IQ-punten stijgt) betekent dan ook niet dat mensen collectief slimmer worden, maar is een gevolg van het algemeen toegenomen scholingsniveau, oftewel: het onderste stuk van de normaalverdeling, bestaande uit mensen die niet meer dan vier jaar basisonderwijs hadden genoten, is verdwenen. De enigszins paradoxale conclusie luidt dan ook dat in geval van een ideale omgeving, waarin iedereen hoogwaardig onderwijs krijgt om het maximale uit zichzelf te halen, de invloed van erfelijke factoren het grootst zal zijn.

Voor verslaving (aan alcohol, nicotine) geldt iets soortgelijks. Tweelingstudies laten zien dat erfelijkheidsfactoren voor 50 tot 60 procent uitmaken of iemand verslaafd raakt, maar dit is gebaseerd op studies onder volwassenen. Op de tienerleeftijd is de omgevingsinvloed veel groter. Tieners staan open voor experimenten, zijn gevoeliger voor instant beloning en vinden het moeilijk om nee te zeggen. Velen gaan dan aan de drank en de sigaretten, maar degenen met de verkeerde genen raken verslaafd, terwijl de anderen zo rond het 25ste levensjaar, als de hersenen zijn volgroeid er makkelijk afstand van kunnen nemen. Hoe kan deze spijtige gang van zaken worden tegengegaan? Door de nee-omgeving voor jongeren te versterken, totdat ze oud genoeg zijn om zelf nee te zeggen. Ouders moeten dus hun best doen in de opvoeding, maar concreet zou zo’n ideale omgeving neerkomen op een algemeen alcohol- en sigarettenverbod voor iedereen onder de 25. Dat lijkt niet echt haalbaar, maatschappelijk gezien.

Voor het onderwerp dementie vliegt Kahn uit de bocht met zijn omgevingsidealisme. Eerst stelt hij dat de ziekte van Alzheimer grotendeels erfelijk bepaald is (het gen APOE4) en vervolgens behandelt hij een aantal omgevingsfactoren die het risico kunnen verkleinen: een rijk geestelijk leven, een gelukkige partnerrelatie en lichaamsbeweging. Over de eerste twee factoren heeft een willekeurig persoon nauwelijks controle, maar met niet meer dan vier uur per week de tuin aanharken kan het risico van de gen-dragers op dementie verlaagd worden tot het risico van de algemene bevolking, stelt Kahn luchtigjes. Dream on, ik geloof er geen fluit van! Tegen het massieve sloopgeweld van dementie helpt geen (hersen)gymnastiek en ook geen liefdevolle relatie.

Kort samengevat luidt de boodschap van De appel en de boom dat een ideale omgeving heel wat problemen van genetische aard kan verzachten dan wel ervoor zorgen dat ze überhaupt niet tot uitdrukking komen. Hier valt nauwelijks iets tegenin te brengen, maar het is wel een waarheid van het kaliber ‘het goede is beter dan het slechte’.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


Kleinkinderen in het middelpunt

Beste Beatrijs,

Wij hebben drie schatten van kleinkinderen (vier, drie en een jaar oud) die natuurlijk de mooiste, de liefste en grappigste kinderen van de wereld zijn. Maar het valt ons op dat als de gezinnen van onze twee dochters bij ons op bezoek zijn (of wij bij hen) het hele samenzijn in het teken van de kinderen staat. Zodra een van de kleintjes om aandacht vraagt, duiken zowel moeder als vader er meteen bovenop. Er valt nauwelijks een gesprek te voeren, omdat de kleinkinderen voortdurend de boventoon voeren. Zijn wij nu ouderwets of is dit tegenwoordig normaal? Wij denken dat dit geen goede manier van opvoeden is. Kinderen leren zo niet dat ze soms ook even op hun beurt moeten wachten.

Overigens, als de kleinkinderen zonder ouders bij ons logeren en wij als opa en oma zeggen: ‘Nu even niet,’ gaan ze rustig spelen, dus het kan wel! We hebben dit wel eens met onze dochters besproken, maar zij zien het probleem niet zo. Ze zeggen dat kinderen nooit genoeg aandacht kunnen krijgen. Natuurlijk is veel liefdevolle aandacht heel belangrijk, maar dit kan ons inziens ook te ver gaan.

Nu even niet

Beste Nu even niet,

Een bekende klacht van grootouders: ouders met wie geen fatsoenlijk woord meer te wisselen valt omdat zij te allen tijde hun (kleine) kinderen voorrang geven voor het geringste wissewasje. Nu zijn bezoekjes met peuters erbij altijd nogal chaotisch, omdat die kleintjes moeilijk zichzelf bezig kunnen houden en supervisie nodig hebben. Maar de houding van ouders kan veel uitmaken. De ene ouder stelt zich veel relaxter op dan de ander die voortdurend bovenop de kinderen zit. In het laatste geval worden grootouders en andere volwassenen veroordeeld tot de rol van publiek dat met een krampachtige glimlach moet applaudisseren voor de kinderen die een permanente voorstelling ten beste geven. Als toeschouwer in dit geheel word je bijna nog moeier van de ouders dan van de kleine kinderen.

Natuurlijk hebben jonge kinderen niet constant een-op-een aandacht nodig. En natuurlijk heeft uw dochter ongelijk met de stelling ‘kinderen kunnen nooit genoeg aandacht krijgen’. Nooit eerder in de geschiedenis en niet elders op de wereld staan kleine kinderen zo in het middelpunt van de belangstelling als in deze tijd in de westerse cultuur. Of het de kinderen schaadt betwijfel ik. Buiten het gezin (crèche, school, hobbyclubjes, buitenspelen) leren ze op den duur ook wel dat de wereld niet om hen draait. Ouders snijden met deze vorm van intensieve kindhouderij in de eerste plaats zichzelf in de vingers, omdat ze als slaven voortdurend bezig zijn elke uiting van hun kinderen onder het vergrootglas te leggen. Het is overbodige dienstbaarheid, die het leven nodeloos zwaar maakt.

U hebt uw bedenkingen al eens aan uw dochters voorgelegd en zij reageerden niet erg toeschietelijk. Dan zal het voorlopig nog wel even zo doorgaan. Leg u er bij neer. Uw dochters en schoonzoons kiezen zelf voor deze opvoedingsmethode. Stel u er op in en verwacht voorlopig überhaupt geen volwassenengesprek meer. Het enige waarop u kunt hopen is dat uw dochters nog meer kinderen krijgen. Hoe groter het kindertal, hoe minder de ouders die enorme hoeveelheden aandacht kunnen opbrengen.

Artikelen in Grootouders en kleinkinderen.

Gelabeld met .


Vieze soep

Beste Beatrijs,

Tijdens een restaurantetentje bleek een gerecht niet in orde. De vermeende mosterdsoep was koud, waterdun, wit, zoutloos en de mosterd ontbrak geheel. Ik heb de ober mijn klacht voorgelegd en ik kreeg nieuwe soep. Het bleek dezelfde soep te zijn, maar dan opgewarmd in de magnetron en met zout erin. Het beviel me nog steeds niet, maar ik durfde niet opnieuw te reclameren. Hoe vaak mag een gerecht worden teruggestuurd?

Retour keuken

Beste Retour keuken,

Klanten mogen een gerecht één keer terug sturen. Is het dan nog niet naar wens, dan is er sprake van een incapabele kok. Daar valt op dat moment verder niets aan te doen. Door blijven steggelen heeft geen zin. In geval van een kwaliteitsklacht doet een restaurant er verstandig aan niet alleen het gewraakte gerecht op te kalefateren, maar ook de klant compensatie te bieden voor het ongemak door het gerecht niet in rekening te brengen. Met het beleid ‘Niet goed? Geld terug’ hoeven klanten zich nooit te kort gedaan te voelen.

Artikelen in Horeca.

Gelabeld met .


Fluitkabouters

Beste Beatrijs,

Ik (vrouw van 45) woon in een galerijflat aan het einde van de verdieping. Om mijn appartement te bereiken passeer ik een rijtje andere flats. Een van de buren op mijn route heeft voor zijn huis twee tuinkabouters neergezet die telkens op een bouwvakkersmanier fluiten als iemand langsloopt. Ik vind dat vreselijk irritant. Ik weet zeker dat andere bewoners van mijn verdieping het ook vervelend vinden, want soms zie ik de kabouters omgedraaid staan of heeft iemand plakband op de sensoren geplakt. Ik wil graag met de buurman hierover praten zonder dat ik ruzie met hem krijg. Hoe kan ik dit beste aanpakken?

Nagefloten door kabouters

Beste Nagefloten door kabouters,

Wacht tot u de buurman toevallig tegenkomt of bel bij hem aan. Stel u zelf voor, als dat nodig is, doe moeite voor een vriendelijke uitstraling (een complimentje voor een eventueel aanwezige vervaarlijke hond werkt goed als binnenkomer) en kom ter zake. Stel eerst een open vraag: ‘Zoudt u mij misschien kunnen helpen?’ Hopelijk zegt-ie dan ‘Ja’ of ‘Het hangt ervan af’. U vervolgt met iets in de trant van: ‘Het spijt me vreselijk, maar ik word heel erg zenuwachtig van het gefluit van uw kabouters. Ik schrik er elke keer van als ik langs loop, ik hoor het als ik thuis zit, het houdt me uit de slaap…’ (enfin u somt wat redenen op en u eindigt met:) ‘Die kabouters staan daar prima, ze fleuren de hele gang op, maar zou u het heel erg vinden om het batterijtje eruit te halen, zodat het gefluit ophoudt? Ik zou u vreselijk dankbaar zijn.’

Misschien willigt de buurman uw verzoek wel in. Zo niet, dan moet u gelaten afwachten tot andere getergde buren overgaan tot het stiekem onklaar maken van het fluitmechanisme door de batterij eruit te slopen of de sensoren dicht te plamuren. Dat moment zal niet lang op zich laten wachten, vermoed ik.

Artikelen in Buren.

Gelabeld met .


Platonisch

Tolerantie voor man/vrouw-vriendschappen is een goede graadmeter voor vrijheid, zowel op maatschappelijk als op individueel niveau. Een cultuur die een taboe in stand houdt voor vriendschappelijke omgang tussen de seksen legt zware beperkingen op. Een stel waarvan de man van zijn vrouw geen vriendinnen mag hebben, en de vrouw van haar man geen vrienden, houdt elkaar ook in een wantrouwige wurggreep gevangen. De achtergrond van dit taboe is natuurlijk seks: een man en een vrouw ongesuperviseerd samen in privéomstandigheden, dat moet wel uitlopen op hanky panky. Vandaar de meedogenloze seksesegregatie in bijvoorbeeld de moslimcultuur en het verschijnsel dat sommige echtparen alleen nog maar met andere stellen omgaan. Singles worden naar de periferie geduwd, want ze kunnen al flirtend de balans van het stel verstoren. Een gescheiden vrouw kan misschien net aanblijven als vriendin van een getrouwde vrouw, maar wordt als verse ongebondene toch liever weggehouden bij de echtgenoot voor het geval iemand zich iets in het hoofd haalt.

Tegenover de benepenheid om de omgang tussen mannen en vrouwen principieel in het teken van seks te stellen (en daarmee het hele leven te seksualiseren) staat de vrijheid van de platonische vriendschap, die als maatschappelijk geaccepteerd fenomeen overigens van betrekkelijk recente datum is. De seksuele revolutie leidde om te beginnen tot een eruptie van recreatieve seks tussen willige partners die niet bang hoefden te zijn voor zwangerschap. Maar had als minstens zo belangrijk neveneffect dat de mogelijkheid van platonische vriendschap tussen man en vrouw (een beladen onderneming waar tot dan toe hooguit bohémiens zich aan overgaven) binnen handbereik kwam. Doordat de seksuele revolutie mensen bevrijdde uit allerlei strikte beperkingen, werd seks een vrije keuze en bij gebrek aan zwaarwegende consequenties ook iets om minder zwaar aan te tillen. Wie er ‘ja’ tegen kan zeggen, kan er ook ‘nee’ tegen zeggen: als een man en een vrouw het goed met elkaar kunnen vinden, betekent dat nog niet noodzakelijkerwijs dat ze met elkaar het bed induiken. Voilà: de opkomst van de platonische vriendschap.

Als kind van de seksuele revolutie groeide ik op met de volslagen vanzelfsprekendheid van vriendschap met het andere geslacht. Veel van mijn vrienden waren jongens (mannen) en het leek me het toppunt van geborneerdheid om voor vriendschap veroordeeld te zijn tot alleen het eigen geslacht. Wat een geluk dat ik in een tijd leefde met zo veel vrijheid! Toch stond ik regelmatig raar te kijken als een of andere platonische vriend een pass maakte, zijn liefde bekende of domweg begon te zoenen. Een enkele keer was ik oprecht verbaasd (hoe haalde die het in z’n hoofd? alsof ik aanleiding had gegeven!), soms zag ik het aankomen, soms ook had ik zelf een oogje op intiemere betrekkingen, die doorgaans – het waren ten slotte de vrolijke jaren zeventig – moeiteloos werden geëffectueerd.

De aanhoudende dubbelzinnigheid deed mij gaandeweg twijfelen of platonische vriendschap tussen man en vrouw eigenlijk wel bestond. Vooralsnog hield ik het ideaal hoog, anderzijds was ik er vrij zeker van dat al mijn platonische vrienden open zouden staan voor seks, als ik me zu haben betoonde. Niet vanwege mijn onweerstaanbare aantrekkelijkheid, maar gewoon omdat ik er redelijk uitzag, aardig was en van huwbare leeftijd.

Tegenwoordig is het een clichéwijsheid dat jongens altijd wel in zijn voor seks, tenzij met een spook, en dat meisjes zich kieskeurig betonen, maar destijds drong dat als een lichtelijk ontnuchterend inzicht tot mij door. Toch was het leuk om de touwtjes in handen te hebben en die dubbelzinnigheid had iets spannends en beloftevols. Van platonische vriendschap ben ik nog steeds een warm pleitbezorger. Hoe ouder je wordt, hoe makkelijker het verder is om de relatie ook platonisch te houden.

Artikelen in Column.


Zus teert op vader

Beste Beatrijs,

Wij zijn met drie intussen volwassen kinderen. Mijn ene zus en ik hebben onze zaken goed voor elkaar. Goede opleiding en baan, een stabiel huishouden en geen geldzorgen. Met de andere zus zit het anders. Zij is al vanaf haar jeugd een bron van problemen. Opleiding niet afgemaakt, wordt regelmatig ontslagen en leeft met grote schulden. Onze vader komt iedere keer weer in actie om haar financieel te ondersteunen. Hij betaalt haar schuldeisers, leent haar geld (dat niet terug komt) en heeft zelfs nieuwe spullen gekocht nadat er beslag was gelegd op de inboedel. Onze zus laat zich dit alles lekker aanleunen en doet vrij weinig om haar situatie te veranderen. Ons begint het nu te storen dat onze vader zo veel geld investeert in één dochter. Zou hij zijn kinderen niet gelijk moeten behandelen? Of is het kinderachtig om hierover te zeuren?

Bodemloze put

Beste Bodemloze put,

Dit soort situaties is aan de orde van de dag. Slechts zelden komen alle kinderen uit een gezin even goed terecht. Er zit er altijd wel eentje bij wie het minder voor de wind gaat. En ouders hebben nu eenmaal de neiging om een behoeftig kind te blijven helpen, of het kind nu wel of niet zelf schuldig is aan de ellende. Het is waar, ouders zouden hun kinderen gelijk moeten behandelen, maar u kunt moeilijk tegen uw vader zeggen dat hij zijn handen van uw zus moet aftrekken of bij hem hetzelfde bedrag opeisen als wat hij aan haar spendeert. Het enige wat u zou kunnen doen is aan hem vragen of hij een administratie wil bijhouden van hoe veel geld hij aan haar kwijt is, zodat dit bij zijn overlijden in mindering gebracht kan worden op de erfenis van uw klaplopende zus. Van zo’n verzoek zullen de familieverhoudingen niet opfleuren, maar u staat in uw recht en u kunt het altijd proberen.

Of het iets uithaalt is de vraag. Mogelijk is het verstandiger om uw schouders op te halen en u gelukkig te prijzen dat u een fijner leven leidt dan uw zus (zonder afhankelijkheid van uw vader). De ruzie tussen de erfgenamen wordt dan uitgesteld tot na zijn overlijden. Ik raad u aan om ook tegen die tijd enige clementie te betrachten. Uw zus zal waarschijnlijk altijd een financiële brekebeen blijven. Hoe meer u uw toekomstige verlies incalculeert, hoe minder pijn het zal doen.

Artikelen in Ouders en volwassen kinderen.

Gelabeld met .


Visite beëindigen

Beste Beatrijs,

Onlangs brachten mijn man en ik een beleefdheidsbezoek aan een echtpaar dat ons had uitgenodigd voor een glaasje wijn om half vier op een zondagmiddag. Het zijn op zich aardige mensen, die we oppervlakkig kennen. Het gesprek verliep redelijk, over koetjes & kalfjes, en tegen half zes maakten wij aanstalten om te vertrekken. We waren ook uitgepraat. Maar nee: ‘Er zit toch niemand op jullie te wachten?’ was hun reactie. Wij zijn zestigers en inderdaad, geen kinderen meer thuis. Ik wist zo gauw niet wat te zeggen, had geen smoes paraat. ‘Etenstijd’ kon ik niet aanvoeren, er waren te veel hapjes gepresenteerd. Uiteindelijk werd alles nog een half uur nutteloos gerekt. Hoe had ik hier nou eigenlijk op moeten reageren?

We mogen niet weg

Beste We mogen niet weg,

U hoeft nooit ergens langer op bezoek te blijven dan u zelf wil. Voor een van tevoren afgesproken beleefdheidsbezoekje staat ongeveer anderhalf uur. Als het buitengewoon gezellig is, kunt u natuurlijk blijven zitten, maar als u vindt dat het mooi is geweest, staat u resoluut op en u laat zich niet overhalen. U hoeft daarbij geen tekst en uitleg te geven en geen smoesjes op te hangen. Als iemand zegt: ‘Er zit toch niemand op jullie te wachten?’ dan zegt u minzaam, terwijl u opstaat en alvast naar de jassen loopt: ‘Klopt, er zit niemand op ons te wachten, maar evengoed hebben we het nog druk genoeg. Dank voor de ontvangst, het was heel gezellig, maar we moeten nu echt gaan.’ En dan doen ze de slagboom wel omhoog.

Artikelen in Visite, Vrienden en kennissen.

Gelabeld met .


Jarig op het werk

Beste Beatrijs,

Op mijn werk bestaat een jarenlange traditie: trakteren met je verjaardag en een cadeautje krijgen via een lief-en-leed-pot, waar iedereen aan bijdraagt. Sommige collega’s willen deze traditie afschaffen. Ze vinden het teveel gedoe om iets te bedenken en aan te schaffen. Er is een enquête gehouden en een kleine meerderheid deelt hun mening. Dus: traditie exit.

Ik vind de nieuwe situatie armoedig: wel verwachten dat er getrakteerd wordt (want dat gaat gewoon door, daar is iedereen het kennelijk over eens), maar niet de moeite willen nemen om de jarige even in het zonnetje te zetten. Wat vindt u ervan?

Jarig op het werk

Beste Jarig op het werk,

Verjaardagen zijn niet belangrijk genoeg om collectief op het werk te worden gevierd. Dat is meer iets voor in de huiselijke kring met vrienden en familie. Er is een aloude Nederlandse traditie van trakteren op je werk. Dat kan nog net, hoewel steeds meer mensen helemaal niet op taart zitten te wachten, omdat ze met veel moeite proberen hun calorie-inname te beperken. Idealiter wordt deze traditie in vrijheid gepraktiseerd. Dat wil zeggen: mensen die willen trakteren kunnen dat doen (collega’s laten zich de traktatie smaken en feliciteren de jarige van harte, maar wie geen taart wil is geen spelbreker) en mensen die hun verjaardag ongemerkt voorbij willen laten gaan, mogen dat ook doen zonder dat ze door collega’s onder druk worden gezet om met taart of kroketten voor de dag te komen.

Collectieve cadeautjes voor verjaardagen zijn overbodig en doen een permanente aanslag op ieders denkkracht voor wat er nu weer moet worden aangeschaft. Op een afdeling met twintig mensen is het al gauw eens per twee of drie weken raak. Voor iets wat zo vaak voorkomt en zo onbelangrijk is als een verjaardag zouden collega’s niet voortdurend in actie hoeven te schieten. Daar komt bij dat voor het in stand houden van een lief-en-leed-pot laag ingeschaalde collega’s een groter deel van hun salaris moeten afstaan dan collega’s in een hogere salarisschaal. Dubieuze geldklopperij die beter kan worden afgeschaft.

Artikelen in Collega's, Verjaardag.