Spring naar inhoud


Zoekvakantie

Beatrijs Ritsema

Vakantie is bedoeld ter ontspanning. Geen verplichtingen, geen sleur, niet het normale takenpakket. Globaal zijn er twee methodes om de ontspanning vorm te geven: een doevakantie of een ligvakantie. Ons compromis tussen deze twee uitersten komt jaar in jaar uit neer op de zoekvakantie.

Twee weken lang brengen we met ons vijven een onevenredig groot deel van de tijd door met zoeken. Wij zoeken objecten, activiteiten en elkaar. Door het jaar heen wonen we in een huis met veel meer spullen erin dan wat er met vakantie meegaat. Het voordeel van een huis is dat de spullen een vaste plaats bezitten (toegewezen door mijzelf). Op vakantie is dat onmogelijk. Om te beginnen mogen er al geen recipiënten mee om de spullen in te verpakken, omdat deze recipiënten (koffers, dozen, kratjes) ruimte innemen. Volgens het principe ‘licht reizen’ mag er geen doos op dak en geen karretje achter de auto. Bovendien is het gevaarlijk de achterbak tot de nok te vullen. De enige manier om toch een volledige kampeeruitrusting, kleding, sport- en spelattributen voor vijf personen mee te nemen is om alles los in de achterbak te flikkeren en aan te stampen. Hebben we ons eenmaal op de camping geïnstalleerd, kan het echte speurwerk beginnen. ‘Mama, waar is mijn duikbril?’ ‘Waar zijn de lucifers?’ ‘Hebben we geen opener bij ons?’ ‘Ik kan de zonnebrandcreme niet vinden.’ Zaklantaarns, zout, wc-papier, het Stap-op-spel, het woordenboekje moeten steeds opnieuw gelokaliseerd worden temidden van de rotzooi in en om de tent.

Voortdurend vragen gezinsleden waar de anderen zijn. Als het de jongste is die weg is, moet onmiddellijk zoekactie worden ondernomen, want die heeft zo’n slecht richtingsgevoel, dat ze vanaf de wc op de terugweg naar de tent onherroepelijk verdwaalt op de camping. Veel tijd gaat heen met het zoeken naar winkels om spullen aan te schaffen die ten onrechte thuisgebleven zijn of waar ineens een dringende behoefte aan ontstaat. Een pyjama, plakkertjes voor lekke luchtbedden, pingpongballetjes, een parasol, met dit soort aanschaffen gaat al snel een halve dag heen.

Geschikte activiteiten, ook al zoiets. Met het gidsje in de ene hand en de plattegrond in de andere dwalen door een stadje en nóg de bezienswaardigheden mislopen wegens foute aanwijzingen of regelrechte onaanzienlijkheid. ‘Ik wil best naar dat kasteel, als er maar geen rondleiding bij zit,’ zegt het ene kind. De ander wil absoluut niet wandelen in die stomme natuur. De derde wil alleen maar voort na een ijsje. Waar zijn die Ola-uithangborden, als je ze nodig hebt? Hoe goed je ook zoekt, er valt niets te vinden dat iedereen tegelijkertijd blij maakt. Altijd ligt er wel iemand dwars.

Een restaurant dan ter afwisseling van de toch wat Spartaanse kampeerkost? In dit land van het goede en goedkope uit eten gaan moet het niet moeilijk zijn iets geschikts te vinden. Kijk, in dit restaurant ‘Le petit Caporal’ genoten we drie dagen geleden een voortreffelijke maaltijd. Daar gaan we nu natuurlijk niet opnieuw naar toe. Wij zijn avontuurlijk gesteld en willen niet de hele tijd hetzelfde. Dat is ook nergens voor nodig, want er is een keur aan eetgelegenheden in deze stad.

Toch valt het niet mee. We willen geen ordinaire hamburgertent of pizzajoint. Zo goedkoop hoeft het nou ook weer niet. We willen ook niet al te sjiek, want dan duurt het te lang en dan worden de kinderen balorig. Iets eenvoudigs en toch gezelligs. Recht toe recht aan Franse keuken, geen Chinees of Grieks. Drie kwartier verder na bestudering van minstens tien buitenmenu’s (de stemming van sommigen zakt alweer richting nulpunt) vinden we eindelijk iets wat erop lijkt. Wel wat duur, geeft niet, mag ook wel een keer. In een stomperige stemming plaatst de meute zich aan het smetteloze tafellinnen met de oversized wijnbokalen. Liever had ik de tafel met papier bekleed gezien. De serveerster deelt weinig toeschietelijk de menu’s uit. Nu komt het lastige gedeelte: de menukaart vertalen voor de kinderen en ze vervolgens afhouden van bestellingen die ze zeker niet zullen opeten. Het moet zowel lekker zijn als niet veel te veel.

Mijn moeizaam bij elkaar gesprokkelde bestelling vang ik aan met ‘Pour la petite une portion de frites’. Die zijn er niet. Geen frites? De bodem onder dit hele restaurantbezoek wordt weggeslagen. Dan hadden we net zo goed op de camping haricots verts kunnen eten. Een helse woede klimt in me op. Nu zoeken we zoiets eenvoudigs en zelfs dat is ons niet gegund om te vinden. ‘We gaan,’ zeg ik, ‘terug naar Le petit Caporal.’ Zonder morren zet iedereen zich in beweging. De serveerster lijkt opgelucht deze culinaire friet-barbaren weer te zien vertrekken.

Artikelen in NRC-column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan