Spring naar inhoud


Voyeurisme op niveau

Het beslommeringsloze eindejaarsreces bood ruimte voor een kleine culturele inhaalslag. Nog even de boter eruit braden ook, voordat de toegangsprijzen tot een scherpere selectie zullen dwingen. De film Winter’s Bone (prachtige film, geen kip in de zaal bij de ochtendvoorstelling) werd zoals gebruikelijk voorafgegaan door een paar trailers van wat we nog meer aan moois kunnen verwachten in het segment van de kwaliteitsbioscopen. De trailer is een kunst op zichzelf. Hij moet een indruk geven van waar de film over gaat en tegelijk genoeg te raden overlaten om de toeschouwer te prikkelen tot later bioscoopbezoek. Die van Black Venus vatte de inhoud zo perfect samen dat ik al na dertig seconden het gevoel had de hele film gezien te hebben, al kan dat ook komen doordat ik deze geschiedenis kende uit een boek.

Het verhaal gaat over een zwarte vrouw, Saartjie Baartman (behorend tot de Zuid-Afrikaanse Khoi-stam, ook wel Hottentotten genaamd) die in de 19de eeuw inging op het voorstel van een Britse impresario om in Europa geld te verdienen door zichzelf op kermissen tentoon te stellen als specimen van een niet zo nobele wilde. Saartjie was dik en had een enorm achterwerk, waarmee ze uitdagend zwaaide onder woest gedans. Overal waar ze optrad, ook in salons van de aristocratie, verlustigde het publiek zich bij de aanblik van haar onbeschaafdheid.

Erik Spaans wees in zijn recensie (HP/De Tijd, 7-1-2011) op de paradox dat de filmmaker een negentiende-eeuwse freakshow pas kan becommentariëren, als hij er eerst zelf een creëert. Precies die vieze smaak liet de trailer al achter. De joelende voyeuristische toeschouwers worden weliswaar neergezet als onbeschaafde primitievelingen, maar door op jouw beurt die beschamende vertoning te gaan zitten bekijken in de bioscoop, betoon je jezelf geen haar beter dan de eerdere voyeurs. Black Venus draait om de sensatie van het onvertogene, want dat racisme verkeerd is wisten we tenslotte al.

Voyeurisme en sensatiezucht liggen eveneens ten grondslag aan de tentoonstelling Body World in Rotterdam, waar de geplastineerde lijken van Gunther von Hagens te bezichtigen zijn in diverse dartele poses. Niet dat ik er geweest ben (de schilderijen van Edvard Munch en Kees van Dongen in dezelfde stad vormden een heel wat verheffender tijdpassering), maar de populariteit van de lijken (expositie verlengd wegens overmatige belangstelling) geeft stof tot nadenken. Jongeren die met geen stok het museum in te krijgen zijn, staan in de rij voor een kaartje. Eigenaardig hoe mensen die normaal gesproken in slaap sukkelen boven een plattegrond van de bloedsomloop, nog nooit betrapt zijn op enige belangstelling voor de monnikskapspier en ‘iewl’ roepen bij de aanblik van orgaanvlees, zich nu ineens verdringen voor het inwendige menselijk lichaam. O, dus zo zien door een infarct getroffen hersenen eruit! En kijk eens hoe vernuftig het maag-darmstelsel in elkaar zit!

De overledenen hebben hun lichamen formeel gedoneerd uit belangenloze liefde voor de wetenschap, maar mogelijk ook om bewaard te blijven in plaats van te desintegreren. De tentoonstelling gaat onder het mom van educatieve doeleinden. Ethisch gezien is de zaak dichtgetimmerd, toch verdenk ik bezoekers ervan dat ze niet zozeer gespitst zijn op een beter inzicht in de onderhuidse mens, als wel op de sensatie om zonder pijn naar echte lijken van echte mensen te kunnen kijken. En er vervolgens over te giebelen, wat weer niet de bedoeling was van degenen die hun lichaam afstonden, maar zo gaan die dingen.
Gunther von Hagens heeft aangekondigd dat hij zelf na zijn dood (hij lijdt aan parkinson) eveneens geplastineerd wil worden en in een verwelkomende houding als gastheer wil postvatten bij de ingang van zijn eigen tentoonstelling. De hele poppenkast geeft een macabere draai aan het begrip recycling. Elke cultuur heeft wetten tegen het sollen met lijken, maar als mensen zich aanmelden om na hun dood als kermisattractie te dienen, mag het ineens wel.

Het is hypocriet amusement, net zoals Black Venus een vorm is van meta-racisme. Intussen wordt in Mark Twains Huckleberry Finn het kwetsende woord ‘nigger’ vervangen door ‘slave’. Met terugwerkende kracht wordt het boek van zijn angel ontdaan en politiek correct gemaakt. Kennelijk zijn woorden bedreigender dan beelden en lijken.

Artikelen in Column.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan