Spring naar inhoud


Verdringing helpt!

Martin E.P. Seligman. Gelukkig zijn kun je leren. Vertaling Joost Zwart. Het Spectrum. E 20.

Bertrand Russell. De verovering van het geluk. Vertaling Hans P. Keizer. Uitgever Nieuwezijds. E

Optimistische mensen leven twintig procent langer dan pessimisten. Ook geluk heeft een levensverlengende functie. Sociaal-psycholoog Martin Seligman haalt een onderzoek aan naar het verband tussen geluk en levensduur bij een groep van 178 kloosternonnen, van wie de zelfgeschreven biografietjes (bij hun intrede op jonge leeftijd in de jaren twintig van de vorige eeuw) geanalyseerd werden op het vermelden van positieve gevoelens over zichzelf. Na categorisering van deze biografietjes in vier geluksniveaus bleek dat 90 procent van de meest gelukkige groep ouder dan 85 jaar was geworden, terwijl van de minst gelukkige groep slechts 34 procent die leeftijd had gehaald. Van het gelukkigste kwart haalde zelfs meer dan de helft een leeftijd van 94 jaar; van het minst gelukkige kwart was dat maar 11 procent.

Geluk, oftewel innerlijk welbevinden, een opgewekte levensinstelling, tevredenheid met jezelf en plezier in het leven is allemaal goed voor de mens, dat blijkt maar weer eens, voor zover we dat niet allang wisten. Een hiermee overeenstemmend onderzoeksfeit, ook door Seligman gerapporteerd in zijn boek Gelukkig zijn kun je leren, is de inflexibiliteit van het individuele geluksniveau. Het lijkt er nog het meest op dat mensen een tamelijk scherp ingestelde geluksthermostaat met zich meedragen, die weliswaar fluctuaties vertoont onder invloed van externe gebeurtenissen, maar die na een periode van aanpassing aan het plotselinge geluk of aan de vreselijke tegenslag alweer snel terugspringt naar de oorspronkelijke stand. Van sommigen staat de thermostaat permanent in mineur, voor anderen is de grondtoon veel opgewekter.

Die inflexibiliteit van het individuele geluksniveau vind ik nogal deprimerend, althans wanneer ik met een therapeutische blik naar zo’n gegeven kijk. De een is een notoire zeurpiet en zwartkijker, de ander het zonnetje in huis, en wat moet je er verder mee? Maar Seligman denkt daar heel anders over blijkens de titel van zijn boek. Volgens hem is bijvoorbeeld een optimistische levenshouding wel degelijk aan te leren. Een kwestie van ‘permanente, structurele verklaringen zoeken voor goede gebeurtenissen en incidentele, specifieke verklaringen zoeken voor slechte gebeurtenissen’. Dus niet: ‘Ik ben afstotelijk’, wanneer je een blauwtje loopt, maar: ‘Zij vindt me (toevallig) afstotelijk.’ Niet: ‘Ik ben een cijfertjesfreak en heb daarom die baan gekregen’, maar ‘Ik ben slim’.

Innerlijk welbevinden correspondeert ruwweg met dingen doen die je leuk vindt, maar het is natuurlijk geen simpel hedonisme wat Seligman op het oog heeft. Hij maakt onderscheid tussen plezier als gevolg van zintuiglijke ervaringen, en voldoening als resultaat van inspanning. Het ene genoegen is instant en vervliegt alweer snel, het andere duurt langer en heeft meer invloed op de individuele geluksthermostaat. Het plezier van een heerlijk ijsje op een zomerse vrije dag versus de voldoening na een flinke bergwandeling of na het lezen van een pittig boek. Activiteiten waar mensen meer moeite voor moeten doen om ze tot een goed einde te brengen, schenken meer bevrediging, dan de genoegens die je zonder noemenswaardige inspanning kunt verwerven. Het al te hardnekkig najagen van simpele genoegens als eten, drinken, tv-kijken, nieuwe kleren kopen, computerspelletjes leidt zelfs tot een verlaagd geluksniveau (vooral tv-kijken schijnt een depressieve stemming in de hand te werken) en is dus contra-productief, terwijl mensen die zich aan moeilijker activiteiten wijden hogere geluksniveaus rapporteren. Niet tijdens trouwens. In overeenstemming met de flow-theorie van Csikszentmihalyi kenmerken mensen die geheel opgaan in bijvoorbeeld een tenniswedstrijd (wel zelf spelen), musiceren, hardlopen, wiskundeproblemen, dansen, een goed gesprek of een ambachtelijke werkzaamheid, zich juist door de afwezigheid van zelfperceptie en zelfbeoordeling. Doordat ze opgaan in hun activiteiten ervaren ze een tijdelijke onthechtheid, die ze later als geluk interpreteren.

Deze en soortgelijke inhoudelijke competenties (talenten) vormen samen met persoonlijke competenties (deugden) de bron van geluk. Bij deugden moeten we denken aan menselijke eigenschappen als eerlijkheid, rechtvaardigheid, leiderschapskwaliteiten, vindingrijkheid, spiritualiteit, vriendelijkheid, zelfbeheersing, en nog een heleboel meer. Seligman heeft er 24 verzameld, die in allerlei verschillende culturen als deugd gelden, en die hij dus een universele status toekent. Je kunt in het boek een test doen om te zien waar je sterke en je zwakke punten liggen. De tests uit het boek zijn ook in te vullen op de website www.authentichappiness.org.

In zijn opgewekte schouders-eronder-mentaliteit onderscheidt dit boek zich niet van de honderden self-help-boeken, die de boekhandels overstelpen. Waarom verdient Seligman’s poging dan toch een nadere beschouwing? Omdat hij afkomstig is uit de (relatief) harde, in ieder geval op empirische leest geschoeide cognitieve sociale psychologie. Seligman hoorde bij degenen die in de jaren zeventig de hegemonie van het Skinner-behaviorisme doorbraken. Hij deed onderzoek naar mentale controle en ontwikkelde het begrip ‘aangeleerde hulpeloosheid’ in een verklaringsmodel voor depressie. In diezelfde jaren zeventig figureerde er ook een andere met het behaviorisme concurrerende stroming, namelijk de humanistische psychologie van Abraham Maslow met z’n hiërarchie van behoeften. De kern van de kritiek van deze stroming was dat men zich in de klinische psychologie slechts met het afwijkende, het zieke en het ongelukkige bezighield, terwijl het normale, het gezonde en het gelukkige nooit werden bestudeerd. De ideeën van Maslow zijn nooit echt tot de hoofdstroom doorgedrongen, omdat de aanhangers ervan weinig met empirisch onderzoek op hadden. Seligman, die intussen voorzitter van de APA (American Psychological Association) is geworden wil eigenlijk de humanistische psychologie doen herleven, maar dan mèt empirie. Hij stichtte met een paar anderen de Positive Psychology Movement, die zich met een knipoog naar Maslow er niet langer op wil toeleggen om depressieve en ongelukkige mensen minder depressief en minder ongelukkig te maken, maar mensen in het algemeen gelukkiger.

Volgens de positieve psychologie kan dat door je niet te concentreren op de zwaktes van mensen, maar juist op hun competenties. Als voorbeeld geeft hij een vrouw die in haar jeugd misbruikt werd en later in een jaren durende therapie alleen maar depressiever werd. Toen ze, van een nieuwe therapeut, het verbod kreeg om nog langer over haar misbruik te praten en de opdracht in plaats daarvan een baantje te vinden, knapte ze in korte tijd zienderogen op.

Binnen de toenemende traumatisering en therapeutisering van Amerika (depressie is een de snelst groeiende aandoeningen) is dit een verfrissend tegengeluid. Wie z’n gevoelens van onmacht en ongeluk opzij zet om zich te wijden aan activiteiten, liefst van het niet al te makkelijke soort, die voldoening schenken, wordt gelukkiger dan degene die z’n energie steekt in het repareren van z’n zwakke punten. Verdringing werkt! Deugdzaamheid werkt ook. Mensen met een lage zelfwaardering kunnen ongelooflijk opkikkeren, wanneer zij de tijd die ze gewoonlijk besteden aan getob over hun eigen waardeloosheid gebruiken om als vrijwilliger anderen te helpen, die er nog slechter aan toe zijn dan zijzelf.

Inhoudelijk heb ik weinig aan te merken op de boodschap van de positieve psychologie. Tot mijn genoegen rekent Seligman bridgen ook bij de hogere, voldoening schenkende activiteiten (klaverjassen zal er wel niet bij horen), dus daar zit ik in ieder geval goed mee, al kun je je afvragen of het ook niet een beetje pedant is om hogere en lagere vormen van hedonisme te onderscheiden. Gelukkig zijn kun je leren is zinnige lectuur, maar Seligman is weggedreven van de wetenschap. De psychologie is in mijn ogen slechts wetenschappelijk, wanneer zij analyseert hoe de werkelijkheid is (meestal problematisch) en niet wanneer zij recepten ter verbetering opstelt. Hoe groter de pretentie van de auteur om de mensheid een zetje in de goede richting te geven – het begrip ‘win-win-situaties’ doet in dit verband een alarmbel rinkelen – hoe meer de theorie als los zand door je vingers glijdt. Al is elke paragraaf apart de moeite waard, het boek als geheel overstijgt het gezond verstand niet, want elke sympathieke geestelijk raadsman of wijze oma beweert al sinds Aristoteles hetzelfde als Seligman en de positieve psychologie.

In de jaren dertig begaf de filosoof Bertrand Russell zich ook al eens op het zijspoor van ‘hoe goed te leven’ en schreef het boek The Conquest of Happiness, onlangs in het Nederlands gepubliceerd. Een verstandig boek en in het geheel niet gedateerd. Alles wat Russell te berde brengt kan zo door u of mij ter harte worden genomen in het persoonlijk leven. Hetzelfde geldt voor Seligman. Maar de mensheid moddert voort in dwaasheid en onmacht.

Beatrijs Ritsema

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan