Spring naar inhoud


Hipo’s en lopo’s

Het vmbo heeft een imagoprobleem. Voor zo ver dat nog niet algemeen bekend was, werd het wel duidelijk uit de licht wanhopige open brief die op 1 februari in de Volkskrant stond. Onder de kop ‘Cito paniek’ richtte een tiental pedagogen, onderwijsadviseurs en bekende Nederlanders als Jack Spijkerman, Erik van Muiswinkel en Sylvia Witteman zich rechtstreeks tot ouders om hen te bezweren op te houden met het ventileren van hun vooroordelen over het vmbo tegenover hun kinderen. Dit zet te veel druk op achtste-groepers om hoog te presteren op de cito-toets en versterkt de ideeën dat het vmbo minderwaardig is, terwijl, zo leggen de briefschrijvers geduldig uit, 65 procent van de beroepsbevolking uit ‘vakkanjers’ bestaat die vmbo en mbo hebben gevolgd. De ruggengraat van de maatschappij verdient het niet om als losers te worden weggezet. Dus kunnen de etiketten voortaan achterwege blijven, ja?

Sympathiek, hoor, deze smeekbede om een onbevooroordeelde blik, maar tegen imago’s valt net zo slecht op te boksen als tegen windmolens. Imago’s zijn kleverig, hardnekkig en gebaseerd op gevoel. Afgezien daarvan berust de tegenstelling havo/vwo versus vmbo ontegenzeggelijk op een harde maatschappelijke werkelijkheid: de ene opleiding bereidt voor op hogere beroepen en meer geld, de andere op middelbare/lagere beroepen en minder geld. Het kan kinderen vanaf een jaar of tien onmogelijk ontgaan dat de cito-toets als poortwachter dient voor hoog en laag, om het maar even cru te stellen. Hoe veel sussende woorden van ouders, leerkrachten en bekende Nederlanders hier ook aan te pas komen (een loodgieter is even belangrijk als minister, een crèchemedewerkster even nuttig als een advocaat, alle mensen zijn evenveel waard, het gaat erom dat je gelukkig bent met wat je doet), feit blijft dat de cito-toets selecteert tussen high potentials (hipo’s) en lower potentials (lopo’s).

Die etikettenplakkerij zou niet zo erg zijn, als er verderop in het traject voldoende ruimte bestond om wat te schuiven met de ingenomen posities. Naar bevind van zaken een trapje omhoog of een trapje omlaag. Tenslotte is van veel twaalfjarigen het potentieel nog lang niet uitgekristalliseerd en komen vooral onder jongens veel laatbloeiers voor. Maar het verdwijnen van de mavo heeft stapelen ingewikkelder gemaakt en de kloof tussen hoog en laag is daardoor dieper geworden.

Aan de bovenkant van het schoolspectrum spelen zich vergelijkbare worstelingen af. Het gymnasium heeft inmiddels zo’n begeerlijk imago gekregen dat er nu anderhalf keer zo veel leerlingen op zitten als in 1990. Jammer genoeg vinden steeds meer gymnasiasten de klassieke talen moeilijk, saai en nutteloos, wat (vooral voor Latijn) lage examencijfers geeft. Het gymnasium staat als gevolg van zijn eigen populariteit onder druk om de normen voor de klassieke talen naar beneden te schroeven. Je kunt je afvragen wat leerlingen met een hekel aan klassieke talen op een gymnasium hebben te zoeken. Die hadden natuurlijk op het atheneum moeten zitten of op het tweetalig vwo of (ook heel modern) het technasium.

Maar ja, het gymnasium heeft het imago van crème de la crème, zeker in de categoriale variant: kwaliteitsonderwijs, homogene en beschaafde klandizie, waardevast diploma. Onweerstaanbaar voor ouders met eliteaspiraties voor hun kinderen. Dat er voor het stoeien met klassieke talen meer komt kijken dan alleen een maximum citoscore (je moet er ook een beetje aardigheid in hebben) is voor ouders lastig van tevoren in te schatten en voor kinderen helemaal, want die kunnen hun eigen ontwikkeling niet voorspellen. Tegen de tijd dat ze genoeg ervaring hebben opgedaan om weerzin te ontwikkelen, zijn ze halverwege het gymnasium en moeten ze met hangen en wurgen door het Latijn heen worden gesleept.

Zowel het vmbo als het gymnasium hebben last van hun imago, het vmbo omdat het ten onrechte als minderwaardig wordt beschouwd, het gymnasium omdat het ten onrechte geldt als de begeerlijkste school. In beide gevallen richten de imago’s schade aan: op het vmbo in psychologische zin, op het gymnasium daalt het niveau van klassieke talen. De enige manier om het imago-effect tegen te gaan is het instellen van een middenschool volgens het high school model met binnen de school veel tussentijdse overstapmogelijkheden naar een niveautje hoger of lager. Maar ouders zijn traditioneel gehecht aan kleine, homogene onder-ons scholen. In de strijd tussen breed spectrum onderwijs met kansen voor iedereen en imago wint imago.

Artikelen in Column.


3 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.

  1. Suzanne schrijft

    Het gaat zelfs zover dat je (op dezelfde school!) tijdens een vmbo-ouderavond heel anders wordt toegesproken dan tijdens een vwo-ouderavond. Op de ene avond word ik intelligenter ingeschat dan op de andere… afhankelijk van voor welk kind ik kom.

  2. Carla schrijft

    Dat brede spectrum, Beatrijs, beleven kinderen al acht jaar lang op de basisschool. Het is voor de ondergemiddelden, die moeizaam mee konden komen, en de bovengemiddelden, die zich verveelden, een verademing om op de middelbare school eindelijk wat meer op het eigen niveau te mogen leren. Wat onverlet laat dat jongeren meer keuzevrijheid en kansen zouden moeten hebben in het voortgezet onderwijs dan de door jou geschetste diepe kloof ze nu biedt. Maar de middenschool is daar m.i. geen goed middel voor.

  3. Greet schrijft

    Dat brede spectrum lijkt leuk, democratisch, maar je moet er toch niet aan denken om na de basisscholl nog eens met het grote gemiddelde mee te moeten als je er ver onder of boven zit. Nog meer jaren op je tenen lopen of je vervelen. Het imago van vmbo en gymnasium moet je niet willen oplossen over de hoofden van de kinderen heen.
    En wat daarna? Dan wordt er toch weer niet gekozen voor het vmbo maar wel voor het gymnasium.



Sommige HTML is toegestaan