Spring naar inhoud


Gij zult blij zijn

Barbara Ehrenreich: Smile Or Die. How Positive Thinking Fooled America & The World. Uitgever Granta, 235 blz., E

Toen onderzoeksjournaliste Barbara Ehrenreich in 2000 bij een routineonderzoek gediagnosticeerd werd met borstkanker, kwam ze in een merkwaardige wereld terecht. Het medische parcours waar ze doorheen moest (operatie, bestraling, chemotherapie) was zwaar genoeg, maar ze werd vooral onaangenaam getroffen door de sfeer van meedogenloos optimisme die deze ziekte aankleeft.

‘Positief denken!’ luidde het devies in haar omgeving, een mantra die volgens haar mensen aanmoedigt de werkelijkheid te ontkennen, zich opgewekt neer te leggen bij ongeluk en alleen zichzelf verantwoordelijk te houden voor hun lot. In Smile or Die. How Positive Thinking Fooled America & The World doet ze verslag van haar ervaringen als patiënt en van haar journalistieke naspeuringen naar hoe de ideologie van het positieve denken zich ook elders in de maatschappij manifesteert.

Borstkanker figureert prominent in de bewustzijnsindustrie. Er zijn meer websites, nieuwsbrieven, steungroepen, lotgenotengroepen en tijdschriften aan gewijd dan aan andere vormen van kanker, hartziektes of aids. Symbool van de strijd tegen borstkanker is the pink ribbon dat staat voor alles wat vrouwelijk, lieflijk en beschermwaardig is. Zodra Ehrenreich zich als nieuwbakken patiënt verdiepte in wat haar te wachten stond, merkte ze dat haar eigen reacties van angst, afschuw en woede over haar situatie geen gemeengoed waren. De correcte houding bestond veeleer uit opgewektheid en een soort gretige toe-eigening. Woorden als ‘patiënt’ en ‘slachtoffer’ detoneren in dit verband. De voorkeur lag duidelijk bij metaforen uit het slagveld: ‘combattant’ of ‘survivor’. Borstkankerstrijdsters werden gestimuleerd tot een positieve houding door hen te overladen met suikerzoete parafernalia. De Libby Ross Foundation bijvoorbeeld reikt aan elke patiënte een schoudertas uit met daarin teddybeertjes, geparfumeerde bodycrême, een roze satijnen kussensloop, drie nepdiamanten armbandjes en een roze dagboek met kleurkrijtjes voor het geval je een tekening wilde maken bij je notities. ‘Zouden mannen een doos met speelgoedautootjes cadeau krijgen, als bij hen prostaatkanker wordt aangetroffen?’ vraagt Ehrenreich zich sardonisch af.

De infantiele, roze rotzooi waarmee borstkankerpatiëntes om de oren worden geslagen kan op zichzelf geen kwaad, wél bedenkelijk is het keurslijf van positiviteit dat patiëntes zich moeten aanmeten om zich tegen de ziekte te weer te stellen. In lotgenotengroepen en door therapeutische begeleiders wordt de stelling verkondigd dat een optimistische grondhouding cruciaal is voor genezing. Gevoelens van neerslachtigheid en wanhoop moeten zo veel mogelijk op afstand worden gehouden, omdat die de ziekte bevorderen. Wie met borstkanker is geslagen ziet zich aldus voor de taak gesteld om vooral monter te blijven, anders kan het wel eens slecht aflopen. Sommige getuigenissen van ‘survivors’ gaan zelfs nog een stapje verder: ze omarmen hun kanker als ‘een kans voor creatieve zelftransformatie’ en bejubelen de ‘verlossende kracht’ ervan. Door hun ziekte zijn ze gaan beseffen waar het echt om draait in het leven en zijn ze gevoeliger en oplettender geworden. Hun kanker was eigenlijk een geschenk!

Aan een kritische journaliste als Ehrenreich, die zichzelf onder de humeurigen rekent en weinig moet hebben van blije vogels, was dit gezwijmel niet besteed. Maar een voorzichtige poging om haar ongenoegen te delen op een borstkankerforum kwam haar op diverse reprimandes van lotgenoten te staan, die haar adviseerden om snel in therapie te gaan voordat ze zich verder in de nesten zou werken met haar negativiteit. Kennelijk golden verdriet, angst en woede als ongepaste geestesgesteldheden die moesten worden gesmoord onder een kleffe deken van monterheid. Vergeleken met de zwijgzaamheid van weleer, toen kanker zo taboe was dat er alleen in besmuikte termen op gezinspeeld werd, is bespreekbaarheid een stap vooruit, maar de verplichting om je zonnig te voelen legt alsnog een loodzware last op de schouders van de patiënt. Des te erger dat het niet werkt.

Over de invloed van de geest (houding, motivatie, wil) op het lichaam valt van alles te speculeren, maar hard empirisch bewijs hiervoor kon Ehrenreich niet vinden. Er is nooit aangetoond dat een optimistische instelling of het jezelf visualiseren als een persoon die blaakt van gezondheid enig effect heeft op het immuniteitssysteem, zoals kankerpatiënten wordt voorgehouden. Het axioma dat een positieve grondhouding helpt bij het verslaan van kanker slaat nergens op, omdat witte bloedlichaampjes, makrophagen en andere soldaten van het immuniteitssysteem gericht zijn op lichaamsvreemde indringers zoals bacteriën en virussen, terwijl kankercellen door het lichaam zelf worden aangemaakt en niet eens als indringers worden opgemerkt, laat staan onschadelijk gemaakt. De stereotiepe visualisatie-oefening, waarbij kankercellen het afleggen tegen het strijdvaardige immuniteitsysteem heeft niets met de werkelijke gang van zaken te maken en is dus volstrekt zinloos. Je kunt net zo goed een rozenhoedje bidden of naar The Simpsons kijken – dat laatste leidt tenminste nog af.

Ehrenreich genas van haar borstkanker, waarvan ze overigens vermoedt dat die een gevolg was haar jarenlang op dokteradvies slikken van oestrogeenvervangingspillen. Deze werden in de jaren negentig op grote schaal voorgeschreven vanwege de preventieve werking op hart- en vaatziektes, dementie en osteoporose, maar later werden deze middelen geassocieerd met een verhoogd risico op borstkanker. Wat ze aan haar ziekte overhield was geen spirituele wijsheid, zoals veel ‘survivors’ claimen, maar een fascinatie met posititief denken als fenomeen.

Optimisme heeft altijd een belangrijk onderdeel gevormd van de Amerikaanse cultuur. Het is en blijft tenslotte het land van de onbegrensde mogelijkheden, waar het recht van inwoners om hun eigen geluk na te streven in de grondwet verankerd ligt. Een hardnekkig geloof in the Amerikaanse droom en in de mogelijkheden tot zelfverbetering hoort bij deze traditie. Sinds jaar en dag kunnen mensen putten uit onafzienbare stroom van zelfhelpboeken en gidsen voor het geluk. Het icoon Oprah juicht in haar tv-show voortdurend over hoe je met behulp van wilskracht kunt triomferen over ellendige omstandigheden. Zelfs bedelaars weten dat ze meer geld binnenhalen mét een glimlach dan zonder.

De ‘positief denken’-ideologie werd eerder uitgedragen door bestsellerschrijvers als Norman Vincent Peale en Dale Carnegie (How To Win Friends And Influence People). Ehrenreich traceert de wortels ervan in de 19de eeuw bij het duo Phineas Parkhurst Quimby en Mary Baker Eddy. Zij stonden aan de wieg van de New Thought beweging, later Christian Science genoemd, die de boodschap verkondigde dat de materiële wereld irrelevant is en dat je je alleen moet bekommeren om ‘denken, geest, goedheid en liefde’. De Christian Scientists presenteerden zichzelf als een religie, maar dan zonder de noties van zonde en straf, waar het calvinisme mee werkte. Centraal in de leer stond de stelling van de ‘eindeloze voorraad’: alles wat een mens nodig heeft is voorhanden in het universum, je hoeft het alleen maar ‘naar je toe te denken’. Recent is dit gedachtengoed herleefd in de beweging van ‘The Secret’, waarin de hele poppenkast van verlangens visualiseren en het universum voor je karretje spannen opnieuw met groot commercieel succes aan de man werd gebracht, deze keer (met misbruik van de quantum fysica) met een beroep op ‘the law of attraction’: denk en je zult begiftigd worden.

Ehrenreichs speurtocht brengt haar naar de megakerken, die ontdaan zijn van religieuze symbolen en waar gladde dominees preken over wat mensen graag willen horen. Hun preken gaan niet over zonde, berouw of geestelijke verlossing, maar over hoe je rijk, succesvol, slank en gezond kan worden. Inhoudelijk nauwelijks te onderscheiden van de ‘motivational speeches’ die zelfhelpgoeroes houden op seminars in het bedrijfsleven of op de vrije markt voor particulieren. De inspirationele ideologie maakt nooit gewag van tegenslag of ongeluk, maar altijd van ‘kansen’. Ontslagen worden is geen afschuwelijke gebeurtenis maar een gelegenheid voor persoonlijke groei en succes elders.

In dit klimaat van werkelijkheidsontkenning en dwangmatig positief labelen is het niet verwonderlijk dat een nieuwe richting als de positieve psychologie tot bloei kan komen. Op Harvard trekt de cursus ‘Happiness 101’, waar je onder andere leert hoe je dankbaarheidsbrieven moet schrijven, de meeste studenten. Geluk is een groeimarkt zowel binnen als buiten de universiteit maar, legt Ehrenreich uit, dat heeft niet zozeer te maken met nieuwe wetenschappelijke inzichten waar de positieve psychologie zich (ten onrechte) op voorstaat, als wel met bezuinigingen op psychotherapie door de verzekeringsmaatschappijen en de toename van het gebruik van antidepressiva. Dat verslechterde de werkgelegenheid voor psychotherapeuten die zich nu massaal storten op het coachen van psychisch gezonden.

De ideologie van het positief denken is zo in het oog lopend absurd dat je je niet kunt voorstellen dat de Amerikaanse cultuur werkelijk tot dit niveau van stompzinnigheid is gezonken. Het hoofdstuk over de economie waarin Ehrenreich de crisis wijt aan het megalomane narcisme van bankiers die zich doof en blind hielden voor de werkelijkheid, behoort dan ook niet tot de sterkste van het boek. Hebzuchtige bankiers en ineenstortende economieën zijn van alle tijden – de corrumperende invloed van positief denken lijkt mij bij deze verschijnselen verwaarloosbaar.

In mindere mate geldt ook voor de andere aandachtsgebieden (religie, kankerpatiënten, bedrijfsleven) dat de mode van het positief denken eigenlijk te marginaal lijkt om serieus te nemen. In dat geval zou Ehrenreich met een kanon op een mug schieten, want ze zullen toch niet allemaal gek geworden zijn in Amerika? Deze kanttekening ten spijt is Smile or Die een meeslepend boek, dat de moderne plicht van het blije gezicht vakkundig en met humor onderuit haalt.

Beatrijs Ritsema

Kadertje

Barbara Ehrenreich (1941) is onderzoeksjournalist en essayist met feministische en democratisch-socialistische sympathieën. Zij schreef verschillende boeken over maatschappelijke onderwerpen. The Hearts of Men (over hoe het feminisme mannen bevoordeeld heeft) en Fear Of Falling (over het afglijden naar armoede van de middenklasse) horen bij haar bekendste. In Nickle and Dimed beschrijft ze haar ervaringen toen ze bij wijze van experiment drie maanden probeerde te overleven met ongeschoold werk – in het Nederlands vertaald als Achterkant van de Amerikaanse droom.

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan