Spring naar inhoud


Beginnen met ‘ik’

Beste Beatrijs,

Regelmatig kom ik het tegen in een e-mail of een schrijven van iemand anders: ‘Ik ben met X naar de stad / een voetbalwedstrijd / een begrafenis geweest.’ Ik heb altijd geleerd dat je eerst de ander noemt en dan jezelf. Dus dan zou het als volgt geformuleerd horen te worden: ‘X en ik zijn naar de stad / een voetbalwedstrijd / een begrafenis geweest.’ Hoe hoort het?

Moet ik achteraan?

Beste Moet ik achteraan,

Als de ‘ik’ (schrijver) en een andere persoon grammaticaal onderwerp van de zin zijn, is het inderdaad goede gewoonte dat de ‘ik’ zichzelf op de tweede plaats zet: ‘Mijn man en ik gingen fietsen/ de stad in enzovoort.’ Bij constructies met ‘met’ is dat niet nodig. In dat geval is de ‘ik’ in z’n eentje onderwerp van de zin en vormt het zinsdeel dat begint met ‘met’ een bijwoordelijke bepaling. Er is ook een subtiel betekenisverschil. In de zin ‘Ik ging met Jan [of Annie of wie dan ook] de stad in/ een ommetje maken/ naar de markt’ is de metgezel minder belangrijk – het had ook de hond kunnen zijn. In ‘met’-constructies gaat het niet om ‘wij’, maar ligt de nadruk op wat de ‘ik’ heeft gedaan of beleefd. Zo’n persoonlijke mededeling is prima. Dan is er geen reden om de metgezel voorop te zetten.

Artikelen in Taalgebruik.

Gelabeld met .


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan